Qi Gong
  • Welkom
  • Inleiding
  • Over de leraar
  • Meditatie JingGong
    • Inleiding
  • Contact

BÔ YIN RÂ

Het onderstaande is een tekst uit Bô Yin Râ - “het gebed” 

Naar aanleiding van het gegeven  TING - DONG - HUA zoals dat bij de bijeenkomsten JingGong aan de orde kwam en kan worden beschouwd als de eerste fase van Ting - Dong - Hua, het ‘luisteren’.

Met dank aan uitgever AURORA PRODUCTIONS voor het mogen opnemen van deze tekst in de nieuwsbrief. Voor meer informatie over BÔ YIN RÂ en uitgeverij AURORA klik op de foto.


‘Zoeken’  zoals verlangd wordt wanneer men wil leren  ‘bidden’,  is waarlijk allesbehalve rondtasten in het verstand! Alleen al de belofte dat de zoeker - heel vanzelfsprekend -zal  ‘vinden’,  laat in haar lapidaire eenvoud nadrukkelijk zien dat het hier om  iets anders  gaat dan om datgene wat men gewoonlijk  ‘innerlijk zoeken’  noemt en dat meestal niets anders is dan  woelen en vorsen in het hersen-verstand,  op goed geluk en helemaal niet zeker  te zullen vinden, zoals beslist wordt beloofd.
‘Zoeken’,  zoals men gewoonlijk in zichzelf naar iets zoekt, is altijd een blijk van innerlijke  onrust,  - en wat ook het  voorwerp  van het zoeken is, steeds wordt het gezocht om door het vinden ervan  rust  te verkrijgen.
Nu zou menigeen kunnen denken dat ook het andere  ‘zoeken’,  waaraan zo zeker  ‘vinden’  is toegezegd, toch evenzeer zijn oorzaak in een  onrust  heeft, die tot  rust  zou willen komen?
Doch het  ‘zoeken’  dat voor het juiste  ‘bidden’  van node is, stelt de grote rust als  voorwaarde:  de rust die in zichzelf is gegrond en niet meer van buitenaf kan worden beïnvloed. - -
Dit  ‘zoeken’ vereist steeds  de gehele mens,  en niet slechts het als een speurhond aldoor rusteloos wroetende  verstand!
Het is een rustig  inkeren  tot het  binnenste van de ziel,  zonder enige opwinding, zonder enig begeren, en zonder alle bange ongeduld.
Het zou heel  dwaas  zijn wanneer iemand meende dat door een vurig en stormachtig  willen afdwingen  het gezochte misschien  eerder  zou kunnen worden gevonden!
Zo zou men zichzelf slechts bedriegen om dan tenslotte, afgemat en ontgoocheld, elke poging om te ‘zoeken’ meteen reeds in het begin berustend op te geven...
Veeleer dient de bezoeker hier te weten dat hij bij het zoeken zichzelf in de weg staat, zolang hij niet zoekt als iemand die er  zeker  van is te zullen vinden, - als iemand die een voorwerp op een bepaalde plaats goed bewaard weet en het daar  moet  vinden, wanneer alles is weggeruimd wat het gezochte voorwerp eerst heeft bedekt. 
Men mag niet de  grond  van die zekerheid  alleen in de belofte  zien dat de zoeker zal ‘vinden’!
Hier sluit het zoeken  opzichzelf  reeds het  moeten vinden  in, omdat het helemaal niet gezocht  kàn  worden, zonder dat terstond ook het vinden erop  volgt. - -
Bij  dit  ‘zoeken’ is de zoeker  zelf  het voorwerp van het zoeken!
Hoe minder hij echter naar zichzelf  verlangt,  des te eerder zal hij zichzelf  vinden!
Hij mag voor zichzelf  geen beeld  of  gelijkenis  maken van dat wat hij hoopt te vinden!
Zichzelf moet hij in zijn eigen grondeloze diepte laten zinken, - zonder vrees en zonder tegenstand.
Oprecht  moet hij zich in zichzelf laten zinken, en hij mag zijn rust niet verliezen, ook al verliezen zijn voeten de gewone steun.
Vol  vertrouwen  moet hij zich in zijn diepste diepte laten trekken, ervan zeker dat hij hier geen vernietiging, maar alleen  zichzelve  kan vinden!
Geen voorafgemaakt werk der fantasie mag hem de blik vertroebelen!
Hij mag niet geloven nu  ‘beelden’  in zijn innerlijk of uitwendig te zullen zien, zoals hij nog nimmer heeft gezien: -  visioenen van andere wezens en van verborgen werelden!
Hij mag niet hopen op  verschijningen  uit de  geestenwereld!
In zijn diepte inkerend zal hij aanvankelijk alles om zich heen in het  donker  zien, - maar hoe dieper hij in zich afdaalt, des te meer zal dit donker voor nieuw wonderbaar  licht  wijken, tot hij in zijn allerdiepste diepte dan  zichzelf  doorlicht vindt, - tot hij in de binnenste afgrond van zichzelf tot  kristallen klaarte  wordt. -
Zo zal zijn inkeer een voortdurend  vinden  zijn van het eerste ogenblik af, tot hij tenslotte in zich heeft gevonden wat zich  niet laat zeggen  doch slechts laat  ondervinden,  daar ook het lichtendste woord nog duister blijft voor zulk en onbeschrijflijk lichte innerlijke  klaarte...
Wie op  zulk  een wijze wil  ‘zoeken’  opdat hij  zal vinden,  die late eerst zijn gehele  aardse lichaam  volledig tot  rust  komen, zodat het hem nauwelijks meer bewust is dat een dierlijk lijf zijn bewustzijn ‘draagt’.
Dan echter sluite de zoeker langzaam de ogen en vouwe hij de handen, totdat hij voelt hoe een  levende krachtstroom  in grote rust door hem heen trekt.
Hoe  deze toestand van intensief doorleefde rust  het beste  is te bereiken, zal ieder voor zichzelf spoedig weten te vinden...
De één bereikt hem slechts wanneer hij  ligt,  de ander wanneer hij  zit  of  knielt,  en weer een ander zal hem slechts in  staande  houding kunnen bereiken.
Maar zodra de toestand van  levensvervulde  rust  is  bereikt,  moet men zich verder  niet  meer om de uitwendige houding van zijn lichaam bekommeren!
Nu moet men zich alleen nog maar  innerlijk  trachten te voelen.
Na enige tijd zal men zich  meer en meer  innerlijk voelbaar worden, totdat langzamerhand een ondervinding tot het bewustzijn doordringt, alsof men innerlijk geheel door zichzelf  ‘gevuld’  is.
Het is alsof men zelf  vloeibaar  is, het lichaam echter een  vat,  - en alsof het vloeibare steeds duidelijker zichzelf als  inhoud  van het vat voelt...
De  gedachten  moeten daarbij rustig zijn, en men mag hen in geen geval toestaan de gevoelde toestand praatgraag te analyseren.

Tot zover de woorden van  BÔ YIN RÂ



Terug naar het begin van de leerlingen-pagina klik hier.

Powered by Create your own unique website with customizable templates.